De straling van de zon verwarmt de aarde. Tegelijkertijd koelt de aarde zichzelf af door warmtestraling uit te stralen. Die twee processen zijn normaal gesproken min of meer in evenwicht. Koolstofdioxide (CO2) speelt daarbij een belangrijke rol. Het is een gas dat van nature in de dampkring van de aarde voorkomt. Wanneer we aardolie, aardgas en steenkolen verbranden, komt daarbij CO2 vrij. Op die manier stoten we dus extra CO2 uit en dat blijft in de atmosfeer (de dampkring) aanwezig. De uitstoot van CO2 (en andere broeikasgassen) verstoort het evenwicht tussen inkomende zonnestraling en uitgaande warmtestraling. Simpel gezegd: de opwarming door de zon blijft gelijk, terwijl de warmte-uitstraling afneemt. Deze verstoring van het evenwicht noemen we het broeikaseffect.
Door het broeikaseffect warmt de aarde op. De zeespiegel stijgt, het klimaat verandert en we krijgen onder meer te maken met periodes van droogte en extreme buien.