Felix en Floor en de energieklok
Kinderverhaal deel 15
‘Meneer Feenstra komt terug van een wandelingetje. ‘We wonen tegenwoordig in een duurzaam dorp!’ zegt hij trots. ‘Op veel daken zie ik zonnepanelen. De boer heeft een veld vol windmolens. De dam bij de rivier levert stroom van pure waterkracht, en het bedrijventerrein brengt zelfs stadsverwarming naar ons kleine dorpje!’
‘Toch koken en verwarmen de meeste mensen nog met aardgas’, weet Floor. ‘En ze gebruiken vooral “grijze stroom”, die niet duurzaam is opgewekt.’ Felix haalt zijn schouders op. ‘Grijze stroom is nodig om de gaten te vullen’, zegt hij. ‘Windmolens en zonnepanelen zijn fantastisch, maar als de zon niet schijnt of de wind niet waait, is er geen energie. Dan heb je grijze stroom nodig.’
‘Onzin’, zegt papa. ‘Het is gewoon een kwestie van alle energiebronnen slim op elkaar aansluiten. Dan is andere stroom helemaal niet meer nodig. Simpel als wat, ik zie het zo al voor me.’ De tweeling weet wat er gebeurt als vader iets supersimpel vindt. ‘Eventjes naar de werkplaats’, dat kan zomaar uitmonden in weken waarin je hem niet meer ziet. Maar warempel, hij is na vijf minuten alweer terug.
‘Ik heb het hoor, ik heb het.’ Onder zijn arm heeft hij een grote rol papier. De tekeningen van papa, die vinden Floor en Felix altijd interessant. Maar vader is niet te bewegen om de rol papier uit te vouwen. ‘Geen tijd, we moeten meteen aan de slag en iedereen zien te spreken. Te beginnen met de burgemeester, hij kan ons helpen met de stadsverwarming.’
Bij het statige huis van de burgemeester is het stil. De zware deur blijft dicht, ook al drukt meneer Feenstra lang op de bel. ‘Hmmm’, zegt hij na een tijdje. ‘Dan proberen we de boer, want zijn windmolens hebben we zeker nodig.’ Maar helaas, ook op het erf van de boer is niks te beleven. ‘Vreemd’, mompelt vader. ‘Die is hier toch altijd in de weer. Nou ja, er is nog één adres waar we langs moeten.’
‘… De kerk?’ met zijn drieën staan ze voor het kleine kerkje van het dorp. ‘Jazeker, dit gebouw vormt de kern van mijn plan. Dat wil zeggen – de tóren. Het is de ideale plaats voor mijn Energieklok. Zie het als een grote batterij, voor het hete water van de stadsverwarming, én voor elektriciteit. Het geheim zit hem in de hoogte. Overdag gebruiken we energie van zon en wind om het water op te pompen, hoog de toren in. En in de nacht laten we het water naar beneden stromen. Dat levert weer energie op.’
Felix en Floor staren vol bewondering naar hun vader. Een kerktoren als batterij voor verschillende soorten energie, dat kan alleen hun vader bedenken. Als het werkt, verdient hij wat hun betreft de Nobelprijs – sowieso.
Plotseling worden ze opgeschrikt door luid gebel. De kerkklok! De deuren van de kerk zwaaien open, en mensen stromen naar buiten. De burgemeester, de boer, ze zaten natuurlijk in de kerk! ‘Feenstra’, roept de burgemeester vanaf de trap. ‘Je hebt wat gemist’, vertelt hij als ze elkaar treffen op het plein. ‘Er was hier net een meneer van een energiebedrijf. Hij wilde de kerk gebruiken voor opslag van energie. Nou, dat werd geen succes. Je had het gezicht van de dominee moeten zien. Duurzaamheid of niet, niemand die aan zijn mooie kerkje komt!’
‘O ja? Ha-Ha-Ha!’ Meneer Feenstra lacht opvallend hard. Zijn snor wiebelt tegelijk alle kanten op. Nerveus kijkt hij naar de tweeling. ‘Kinderen, we moeten gaan. Jullie weten waarom.’ De burgemeester wijst naar de tekening die in zijn handen is geklemd. ‘Weer een mooi plan, Feenstra? Laat eens zien?’