Felix en Floor gooien niks weg
Kinderverhaal deel 13
‘De tuin is een bende’, moppert mama. ‘Het gras komt tot je knieën, de bomen moeten gesnoeid en overal staat onkruid.’ Ze kijkt naar papa, die zuchtend opstaat. ‘Jaja. Ik ga al. Floor, Felix, kom op. Ik kan wel wat hulp gebruiken.’
De tuin wordt heel netjes, op één hoekje na, waarin de pas gesnoeide takken zich opstapelen. ‘Wat ga je daarmee doen?’ vraagt Felix. ‘Want ik heb wel een idee.’ Een hut. Gewoon, om lekker met zijn vrienden te kunnen hangen. ‘Hángen?’ vraagt papa. ‘En huiswerk maken’, voegt Felix er snel aan toe.
Papa kijkt naar de stapel takken en schudt zijn hoofd. ‘Een tak houdt geen kou buiten. Maar ik kan de vezels uit de tak wél gebruiken,’ mompelt hij. Hij begint het hout naar zijn werkplaats te slepen. ‘Lopen jullie ‘ns een rondje door de buurt, en vraag de buren of ze oude spijkerbroeken hebben die ze kunnen missen’, zegt hij tegen de kinderen. ‘En plastic flessen!’ Roept hij erachteraan. ‘En vraag bij de patatzaak op de hoek of ze aardappelschillen voor ons hebben. Heel veel aardappelschillen.’
Spijkerbroeken? Flessen? Schillen? Felix en Floor begrijpen niet hoe je daar een hut mee bouwt. Toch gaan ze aan de slag. Floor gaat achter de aardappelschillen aan, en Felix vraagt in de buurt om oude broeken en flessen. Ook gaan ze door hun eigen kledingkasten heen. ‘Deze kan wel weg, toch?’, vraagt Felix aan zijn zus, terwijl hij een spijkerbroek met gaten omhooghoudt. ‘Nee!’ gilt ze, ‘Die heb ik net nieuw!’
Papa gooit alle takken in een grote maalmachine, samen met de aardappelschillen. En ook de broeken maalt hij fijn. Daarna is het een gehamer van jewelste in de tuin. Langzaam begint het bouwsel op een hut te lijken. Hoewel… ‘Kun je dat eigenlijk wel een hut noemen?’ vraagt Floor. ‘Ik vind het meer een huis.’
Van de vermalen takken en schillen heeft papa wandjes geperst. Die houden de kou goed buiten en de warmte binnen. ‘En als het buiten heel warm is, blijft het binnen juist lekker koel’, zegt papa trots. Tussen de wandjes heeft hij de vermalen spijkerbroeken geduwd. Dat isoleert nog eens extra. Het dak is helemaal van plastic flessen gemaakt. In de lengte doormidden gezaagd, zodat het net dakpannen zijn. Lachend staat papa eronder. ‘Lekker licht en waterdicht!’
Felix en zijn vrienden zijn door het dólle heen. ‘Ze hebben niet zomaar een hut, ze hebben een clubhuis! Er worden plannen gesmeed voor logeerpartijtjes en hutfeesten. Dan rinkelt de deurbel. Voor de deur staan twee politiemannen. Ze wijzen naar de hut en papa schudt zijn hoofd. Oh-oh. Dat belooft niet veel goeds.
‘Slecht nieuws, jongens’, zegt papa. ‘Ik heb blijkbaar een vergunning nodig voor dit “gebouw”. Ik ben bang dat we de hut iets te groot en te goed hebben gemaakt. Beteuterd moeten de kinderen toekijken hoe de hut weer wordt afgebroken. Ook mama staat er hoofdschuddend bij te kijken. ‘Lekker dan’, zegt ze. ‘Nu is de tuin wéér een bende.’