In Nederland verwarmen en koken we nog altijd voornamelijk met aardgas. Bij de verbranding van aardgas komt CO2 vrij en dat draagt bij aan het broeikaseffect en de klimaatverandering. Omdat we ernaar streven in 2050 CO2-neutraal te zijn, willen we van het aardgas af. Maar dat betekent niet dat we volledig gasloos moeten worden. Er zijn namelijk manieren om gas te produceren dat bij verbranding geen CO2-uitstoot veroorzaakt. Deze duurzame, niet-fossiele tegenhanger van aardgas noemen we groen gas.
De basis van groen gas is biogas, dat wordt gemaakt van onder meer slib, groente-, fruit- en tuinafval en koeienmest. Biogas kunnen we niet zomaar toevoegen aan ons gasnet, omdat het niet precies dezelfde samenstelling en kwaliteit heeft als aardgas. Nadat het is gezuiverd, bewerkt en gedroogd, heet het groen gas en daarmee kunnen we koken en onze huizen verwarmen.
Ook synthetisch gas of waterstof kan dienen als basis voor de productie van groen gas.
De term ‘groen gas’ zorgt soms voor misverstanden en meningsverschillen. Zo wordt het verbruik van aardgas in sommige gevallen gecompenseerd met klimaatvriendelijke projecten in het buitenland, zoals de aanplant van bomen. Dat ‘gecompenseerde’ gas wordt ook groen gas genoemd.