Verschillende apparaten maken gebruik van de cyclus van verdampen en condenseren; koelkasten en vriezers, maar ook airco’s en warmtepompen. Om goed te kunnen functioneren hebben al die apparaten een vloeistof nodig die al bij een relatief lage temperatuur en onder lage druk verdampt. Dat is een koudemiddel.
Als het koudemiddel onder druk verandert in een gas, neemt het daarbij warmte op uit de omgeving. De lucht in de omgeving van het koudemiddel koelt dan af. Voeren we in een compressor de druk op het gas op, dan stijgt de temperatuur van het koudemiddel. Wanneer het hete gas afkoelt, condenseert het en wordt het weer vloeibaar. Daarbij staat het juist warmte af aan de omgeving. Op die manier kunnen we een koudemiddel dus gebruiken om een ruimte te koelen of te verwarmen.
Veel synthetische koudemiddelen hebben schadelijke effecten, doordat ze de ozonlaag aantasten en/of bijdragen aan de opwarming van de aarde. Gefluoreerde koudemiddelen (cfk’s, hcfk’s en hfk’s) die worden gebruikt in airco’s, warmtepompen en andere (koel)apparatuur worden samen de F-gassen genoemd. Omdat deze stoffen bijzonder schadelijk kunnen zijn als ze in de atmosfeer komen, mogen alleen gecertificeerde bedrijven en gediplomeerde monteurs ermee werken.
Fabrikanten van airco’s en warmtepompen zoeken naar natuurlijke alternatieven, maar voorlopig zullen airco’s en andere koelapparatuur nog gebruik maken van synthetische koudemiddelen.