Van ontploffende oliekachel tot windmolen op zee
IJsbloemen op de ramen, kolen in de kachel en nog geen riool
IJsbloemen op de ramen, kolen in de kachel en nog geen riool. Hielkje Lam-Schuurman (1926) uit Rotterdam blikt terug op een tijd die wij ons nauwelijks meer kunnen voorstellen. En ze heeft ook nog een leuk plan voor de toekomst.
‘Het eerste huis dat ik me herinner uit mijn jeugd, in Leeuwarden, bestond uit een voorkamer aan de straatkant en een achterkamer, met schuifdeuren ertussen. Daar woonden we van 1928 tot 1933. We hadden alleen een ‘plee’, zoals dat heette. Die bovendien niet op een riolering was aangesloten. En geen badkamer, laat staan een douche. Er was alleen een kraantje met koud water om grote kannen mee te vullen.’
IJs op de ruit
‘In onze woonkamer stond een gietijzeren kachel van het merk Godin. Warm werd ’ie als we bijvoorbeeld kolen of turf op het vuur schepten. Toen we verhuisden naar Deventer, namen we onze kachel natuurlijk mee. Ook daar hadden we zo’n kamer-en-suite. Tijdens de oorlogswinters deden we de schuifdeuren dicht, om brandstof te besparen. Dan stonden in de voorkamer de ijsbloemen op de ruiten en was het steenkoud. En in de achterkamer kropen we samen rond de kachel. Ook weet ik nog goed dat mijn ouders een badkuip aanschaften. Er hing een geiser boven die het water verwarmde. Dat was in die tijd heel luxe en nieuw. Eén of twee keer per week gingen we in bad.’
Ontplofte kachel
‘Na mijn studie ben ik getrouwd en zijn we in Den Haag gaan wonen. In die tijd na de Tweede Wereldoorlog was er woningnood. Daarom woonden we zo’n vier jaar lang in bij een ouder echtpaar. En dat met twee jonge kinderen! Uiteindelijk kregen we ons eigen appartement. Daar stond een oliehaard in de woonkamer. De oliehandelaar moest daarvoor met een groot vat naar de vierde verdieping lopen. Een heel zware klus. Op vijf december ontplofte die kachel zelfs! Als een soort vettige smog hing de olie overal in de kamer. Daar viel niet tegenop te poetsen. Dat was een erg onprettige sinterklaasverrassing.’
Oneindige gasbel
‘Centrale verwarming hadden we voor het eerst toen we na tien jaar huwelijk naar Rijswijk verhuisden. De radiatoren in die woning waren een luxe en gaven veel meer comfort: alle kamers werden warm. Bewustzijn van ‘milieuvervuiling’ was er toen nog niet. De gasbel was nog maar net ontdekt en die leek oneindig. Vandaag de dag weten we beter. En nu de huizen in Groningen verzakken, is het hard nodig om te minderen en uiteindelijk te stoppen met die gasboringen.’
Verwend geraakt
‘Terugkijkend op mijn jonge jaren denk ik dat men toen niet veel last had van het matige comfort. Je was gewend aan de kou en hield er rekening mee. We zijn nu wel heel erg verwend geraakt. Moderne huizen zijn door alle ontwikkelingen enorm comfortabel geworden. Zeker ook voor ouderen met hun ‘pijntjes’ is dat heel plezierig.’
Sportieve energie
‘De vooruitgang is niet in alle opzichten een verbetering geweest. Zo zijn we bijvoorbeeld ontzettend veel energie gaan verbruiken, in vergelijking met vroeger. Ik ben daarom blij dat er aan duurzaamheid gewerkt wordt en dat er alternatieve bronnen van energie zijn. Als ik jong was, had ik zonnepanelen gekocht. Ik vind het belangrijk dat de overheid zulke energiebronnen subsidieert. En dat ze investeert in windmolens op de Noordzee, bijvoorbeeld. En doe dat vooral met meerdere landen samen! En dan ál die apparaten in sportscholen, kunnen we de energie die mensen daarmee opwekken niet ergens opslaan en gebruiken?’